De serie verzetsverhalen onder redactie van het Verzetsmuseum Amsterdam bestaat uit vijf delen. De vijf personen willen met hun eigen verhaal over het verzet in de Tweede Wereldoorlog een soort getuigenis afleggen.
Het zijn verhalen om nooit te vergeten en ook vertelt moeten worden aan jongere generaties. Sommige gebeurtenissen zijn bijna te erg om te vertellen. Toch vertrouwen ze deze verhalen toe aan het papier om ook te spreken voor de mensen die de oorlog niet hebben overleefd. Sommige van hen zijn zelf ternauwernood aan de dood ontsnapt en hadden geen andere keus dan onder te duiken.
De serie verzetsverhalen wil een herinnering zijn aan al die dappere mannen en vrouwen die zich hebben verzet tegen deze verschrikkelijke oorlog.
Het levensverhaal van Bep Stenger gaat over de bijdragen van gewone mensen aan het verzet in het voormalig Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter. Zij vertelt over haar jeugd in Indië, over de hulpacties voor bezet Nederland en over de Japanse inval in Indië. Over hoe zij per toeval maar zonder te aarzelen betrokken raakte bij verzetsactiviteiten. Activiteiten die zij met een lange gevangenisstraf moest bekopen.
Ook nu nog staat het leven van Bep Stenger in het teken van het verzet. Samen met anderen probeert zij in de Vereniging Voormalig Verzet Oost-Azië bekendheid te geven aan het verzet in Indië. Om de herinnering aan al die dappere mannen en vrouwen levend te houden.
'De dingen die ik heb meegemaakt zijn eigenlijk te erg om te vertellen', vertelt Henk van Moock ergens in zijn levensverhaal. Toch heeft hij dat vele malen gedaan. Jaren achtereen trok hij van school naar school om, zichzelf geweld aandoend, te getuigen van zijn bittere ervaringen.
Zo'n onderneming getuigt van grote, persoonlijke moed. Van Moocks ervaringen zijn met recht te erg om te vertellen. Van Schoorl via Amersfoort naar Vught. Van Dachau, via Auschwitz naar Mauthausen. Vernedering, uitputting, honger, ijzige kou en doodsgevaar. De dood van lotgenoten, waar ook het oog reikt.
Al in 1940 schreef en verspreidde de Limburgse onderwijzer Fons Mertens anti-Duitse pamfletten. In Sevenum raakte hij betrokken bij de zorg voor de honderden onderduikers in het dorp. Hij ontkwam verschillende malen ternauwernood aan Duitse gevangenschap en moest uiteindelijk zelf ook onderduiken. Zijn verhalen geven een levendig beeld van de alledaagse praktijk van het verzet in de besloten rooms-katholieke dorpsgemeenschappen van Noord— en Midden-Limburg.
Siet Tammens, dochter van een Groningse herenboer, heeft van jongs af aan een een grote mate van onafhankelijkheid en een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Als tijdens de Duitse bezetting de jodenvervolging begint, gaat ze hulp bieden. Ze wordt, als een van de weinige vrouwen, een kopstuk in het georganiseerde Groningse verzet. Begin 1944 moet Siet onderduiken. In juni wordt ze, na verraad, toch gearresteerd. De oorlog blijft voor haar een beladen onderwerp, waar ze liever over zwijgt. Uiteindelijk besluit ze toch haar verhaal te vertellen, omdat het misschien iets kan bijdragen aan de strijd tegen onrecht en discriminatie.
Jan van Borssum Buisman, een tweedejaars student bouwkunde uit Delft, ontmoet in Zwitserland dominee Visser 't Hooft, die op last van de Nederlandse regering in Londen een spionageroute opzet. Jan keert terug naar Nederland en smokkelt microfilms met geheime politieke en militaire informatie naar Genève. De smokkelroute, die 'de Zwitserse Weg' gaat heten, bestaat van 1942 tot juni 1944. Jan's verhaal is het relaas van een man die gedurende de oorlogsjaren de vrijheid belangrijk genoeg vond om er zijn leven voor te wagen.