“Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid!” De mantra is in die mate deel van onze ideologie geworden dat we er nog nauwelijks op letten. Van de gevels van bijna alle gemeentehuizen in Frankrijk tot de wekelijkse zittingen van Vrijmetselarij, en van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 tot de prachtige hymne van de Europese Unie die, via Friedrich Schiller en Ludwig van Beethoven, nog maar eens de band met de verlichtingsidealen benadrukt, we kunnen er niet omheen.
Vandaag, meer dan 230 jaar na de eerste verklaring van de rechten van de mens en de republikeinse burger, zijn we dringend toe aan een kritische revisie van deze algemeen aanvaarde ideologie: wat betekent die vrijheid werkelijk in een wereld die, opnieuw, steeds ongelijker wordt? We staren ons blind op de extreemrechtse en fundamentalistische openlijke vijanden van onze democratie en merken niet dat hun ideeën en praktijken, van censuur op ongewenste meningen tot de feitelijke afbraak van de cruciale “scheiding der machten”, overal in onze samenlevingen wortel geschoten heeft.
Vandaar het voorstel om, na grondig onderzoek van die “vrijheid en gelijkheid”, de iets te hoog gegrepen term “broederlijkheid” te vervangen door “empathie”. Niet alleen is dit minder ambitieus en meer haalbaar, maar het legt ook een ecologische band met de dierenwereld, in een periode waarin we allen samen existentieel bedreigd worden.